Hoofdstuk 13
Ik reed ongehaast naar Epsom, maar al meteen toen ik de deur van de flat achter mij had dichtgedaan wist ik dat ik er niet zou blijven. Het was er te negatief, te leeg, te saai. Ik zou daar niet veel langer blijven wonen, dacht ik.
Er waren een paar brieven,
een paar rekeningen, een paar boodschappen op het
antwoordapparaat, maar niets van veel
belang. Als ik op Quantum samen met Malcolm in de lucht was
gevlogen, zou dat voor niemand erg veel verschil hebben
gemaakt en die gedachte stond mij niet bijzonder aan.
Ik liep de slaapkamer in om te zien wat ik nog aan kleren bezat en kwam het witkanten negligé tegen. Nu, misschien dat zij een poosje verdriet zou voelen. Ik wilde dat ik haar kon opbellen, maar dat was onmogelijk — haar man zou de telefoon opnemen, zoals al een keer eerder was gebeurd, en al te vaak 'Sorry, verkeerd verbonden' zou de argwaan wekken van zelfs de onnozelste man, wat hij beslist niet was.
Behalve haar, dacht ik
terwijl ik een mentale inventaris opmaakte, kende ik vrijwel alleen
maar een hoop lui uit de paardesportwereld op de grenslijn tussen
kennis en vriend. Genoeg om op feestjes genodigd te worden, genoeg
voor plezier
tijdens het werk. Ik wist dat ik in het algemeen niet impopulair
was. Dat was genoeg, veronderstelde ik. Het had althans tot
nog toe genoeg geleken.
Mijn samenzijn met Malcolm
had mij meer plezier gedaan dan ik beseft had. Ik miste hem nu
al, en in de twaalf dagen
die ik met hem had doorgebracht had ik de smaak van spontaan
handelen zo te pakken gekregen, dat het mij onmogelijk
was stil te zitten op mijn flat. Ik pakte een rijbroek en
een trui in, voegde een paar oude overhemden bij de nieuwe
die al in de Simpson-koffer zaten, sloot de flat af en ging
naar beneden naar het parkeerterrein.
Daar stond mijn eigen wagen, maar ik nam wederom de huurauto, met de bedoeling hem te gelegener tijd terug te
brengen en later zelf per trein naar huis te keren. Allereerst stopte ik bij de bank, waar ik een envelop met Malcolms cheque erin door de brievenbus liet glijden, met de opdracht erbij die op mijn rekening bij te schrijven. Daarna ging ik nogmaals op weg in de richting van Quantum, maar zonder eigenlijk precies te weten waar ik heen reed.
Ik voelde een afschuwelijke
weerzin tegen de opgave om in de psyches van de hele familie
te moeten wroeten, maar
uiteindelijk kwam ik terecht in een plaats vanwaar het eenvoudig
zou zijn hen allemaal te bezoeken, door in een opwelling de weg
naar het dorp Cookham in te slaan en daar in een oude herberg,
een vriendelijke gelegenheid met donker eiken balken en
houtvuren, een kamer te nemen.
Norman West was niet thuis.
Vanaf vier uur belde ik hem ieder uur op en ik kreeg hem
eindelijk om zes uur te pakken.
Verontschuldigend zei hij dat hij was opgehouden met zijn werk
aan de zaak Pembroke, er viel voor hem niets meer te doen. Het
speet hem dat hij het... eh... probleem niet had kunnen
oplossen en of hij zijn rekening naar de heer Pembroke in het Savoy
Hotel moest sturen of naar Quantum House?
'Geen van twee,' zei ik. 'We hadden graag dat u uw werk voortzette.' Ik vertelde hem wat er met Quantum en op een haar na met onszelf was gebeurd.
'Hemeltjelief,' zei hij.
Ik moest inwendig lachen, maar misschien was 'hemeltjelief even toepasselijk als elk ander commentaar.
Hij zweeg geruime tijd. Toen zei hij: 'Ik weet niet of het wel veel zin heeft, weet u. Uw familie was tot nog toe erg onbehulpzaam. Ze zullen de tweede keer dubbel onbehulpzaam zijn. En ditmaal zal de politie toch zeker wel een uitgebreid onderzoek instellen? Het lijkt mij beter het aan hen over te laten.'
Zijn antwoord ontmoedigde
mij meer dan ik gedacht had.
'Denkt u er alstublieft nog eens over na,' zei ik. 'Indien de
politie de familie naar hun bewegingen vraagt en u doet
het ook, dan ben ik het met u eens dat het hen niet zal
zinnen.
Maar als ik er daarna ook nog eens heen ga en vragen stel, raken ze misschien zo van streek of worden ze zo kwaad, dat ze er dingen uitflappen die ons... enig aanknopingspunt kunnen geven.' Ik zweeg, 'Erg zinnig klinkt het geloof ik niet wat ik zeg.'
'Herinnert u zich nog wat u tegen me zei over op een ratelslang trappen?' vroeg hij.
'U stelt voor er een met een stok wakker te porren.'
'We moeten er absoluut zien achter te komen wie de ratelslang is.'
Ik hoorde hem zuchten en kon zijn tegenzin voelen.
'Luister,' zei ik, 'kunnen
we elkaar niet ergens ontmoeten?
U hebt mijn vader en mij korte opsommingen gegeven van wat de
hele familie die twee betrokken dagen deed, maar er moet veel
meer zijn dat u me kunt vertellen. Als u ze niet opnieuw wilt
bezoeken, zou u me dan in elk geval
kunnen... helpen?'
'Daar heb ik geen bezwaar tegen,' zei hij. 'Wanneer?'
'Vanavond? Morgen?'
Die avond was hij al aan het
werk. De volgende dag ging hij, aangezien het zondag was, met
zijn vrouw de hele dag op
bezoek bij zijn kleinkinderen, maar 's avonds zou hij
vrij zijn. Hij kende het café waar ik logeerde, hij zou erheen
komen, zei hij — hij zou me om zeven uur in de bar
treffen.
Ik bedankte hem in elk geval daarvoor en belde vervolgens naar twee stallen op de Downs om de trainers te vragen of ik een paar ochtenden achter elkaar met hun paarden mocht trainen, als ze er wat aan hadden. De eerste zei nee, de tweede zei ja, hij kwam een paar stalknechts te kort en hij zou blij zijn met de gratis hulp. Maandag beginnen, eerste groep, vertrek om halfacht, kon ik er om kwart over zeven zijn?
'Jawel,' zei ik dankbaar.
'Blijf tot bet ontbijt.'
Niets beter om op te knappen dan een trainingsstal, dacht ik, terwijl ik hem bedankte. Ik kon er nooit lang uit de buurt blijven. Ik voelde mij niet in vorm als ik niet reed.
Ik bracht de avond door in de bar van het café, meestentijds luisterend naar een eenzame man die zich schuldig voelde omdat zijn vrouw in het ziekenhuis lag om haar ingewanden te laten herschikken. Ik kon niet ontdekken waarom hij zich schuldig voelde, maar terwijl hij langzaam aan dronken werd, leerde ik een hoop over hun financiële moeilijkheden en zijn angsten over haar ziekte. Geen verpletterend amusante avond, hoewel hij zei dat hij zich beter voelde doordat hij zich tegenover een volmaakte vreemde had kunnen uitspreken. Was er eigenlijk wel iemand, vroeg ik mij af toen ik in bed stapte, die gelukkig door het leven ging?
Ik bracht de zondag genoeglijk luierend door en om zeven uur verscheen, stipt volgens afspraak, Norman West.
Zijn leeftijd was wederom duidelijk van zijn hele gestalte, vanaf zijn grijswitte haar, af te lezen en toen ik opmerkte dat hij er vermoeid uitzag, zei hij dat hij het grootste deel van de vorige nacht op was geweest, maar ik hoefde mij geen zorgen te maken, daar was hij wel aan gewend. Was hij naar zijn kleinkinderen geweest? Jawel — een levendig stel. Hij accepteerde een dubbele scotch met water en opende onder de opwekkende invloed daarvan de grote envelop die hij bij zich had en haalde er enige papieren uit.
'Hierin zitten uw foto's van de familie,' zei hij terwijl hij op de envelop klopte, 'en ik heb ook deze kopieën van al mijn aantekeningen meegebracht.' Hij legde de aantekeningen op het tafeltje tussen ons in. 'U kunt ze houden. De originelen zitten in mijn archief. Grappig eigenlijk,' zei hij met een triest glimlachje, 'ik ben altijd van plan geweest op een goede dag nog eens een boek over al mijn zaken te schrijven, maar wat doe je eraan, al die jaren werk, keurig opgeborgen in hun dossiers, en daar zullen ze wel altijd blijven.'
'Waarom schrijft u het dan niet?' vroeg ik.
'Ik ben beter in het volgen van mensen.'
Ik peinsde dat hij misschien goed was geweest in het volgen van mensen toen Joyce hem destijds in de arm had genomen en dat we waarschijnlijk te veel van hem verwachtten door hem aan het ontrafelen van moordpogingen te zetten.
Hij zei: 'U zult zien dat er een duidelijk patroon zit in de activiteiten van uw familie en tegelijk een afwezigheid van enig patroon. De moord op mevrouw Moira en de poging mijnheer Pembroke te vergassen vonden beide om vijf uur 's avonds plaats, en om vijf uur is uw hele familie gewoonlijk op pad. Maar dat is met het merendeel van de werkende bevolking bet geval. Het is een tijdstip waarop je makkelijk een uur of wat kunt verdoezelen zonder dat het iemand opvalt.
Verkeersopstoppingen,
overwerk, ergens aangegaan voor een borrel, televisie gekeken
in etalages... ik heb al die dingen
gehoord van zondigende echtgenoten. De lijst van excuses die
mensen bedenken voor te laat thuiskomen is eindeloos.
Met een familie als de uwe, waar praktisch niemand op
een vaste tijd van zijn werk naar huis gaat, is het zelfs nog
eenvoudiger, Daarom is het natrekken van alibi's vrijwel hopeloos
werk en ik ben er vrijwel zeker van dat de politie in het
geval van mevrouw Moira tot dezelfde conclusie is gekomen.
Wanneer iemand niet op een geregeld tijdstip verwacht wordt,
kijkt niemand op de klok.'
'Ik begrijp het,' zei ik nadenkend.
'Newmarket was iets anders,' zei hij, 'omdat het betekende dat iemand een hele dag uit zijn normale omgeving afwezig moest zijn geweest, aannemende dat mijnheer Pembroke van zijn hotel gevolgd is toen hij tegen lunchtijd naar Newmarket vertrok. En we moeten aannemen dat een volger al veel eerder op de uitkijk moet hebben gestaan, aangezien hij niet wist wanneer mijnheer Pembroke zou vertrekken of waar hij naar toe zou gaan.' Hij schraapte zijn keel en nam een slok whisky, 'Ik meende dat het onder die omstandigheden eenvoudig te achterhalen moest zijn welk familielid die hele dinsdag weg was geweest, maar dat bleek niet het geval, zoals u zult lezen. Welnu, als het explosieve voorwerp in Quantum House werd geplaatst tussen vier uur, wanneer de tuinman gewoonlijk naar huis ging, en zes uur, wanneer u van de paardenraces kon zijn teruggekeerd, zijn we terug bij de... eh...'
'De schaduw van vijf uur,' zei ik.
Hij keek lichtelijk gechoqueerd. Dit was niet iets om te lachen. 'Ik twijfel er niet aan of u zult hetzelfde patroon vinden,' zei hij. 'Niemand zal precies kunnen of willen zeggen waar hij of een der anderen gedurende die tijd was.'
'Misschien dat we geluk hebben,' zei ik.
Misschien, zei hij, maar hij leek niet overtuigd.
'Kunt u mij niet zeggen,' vroeg ik, 'welke mevrouw Pembroke uw hulp inriep om Malcolm te vinden? Ik weet alles van uw beroepsethiek, maar na deze bom... Welke naam stond er op de cheque?'
Hij dacht na, terwijl hij in zijn glas staarde alsof hij in de diepten daarvan wijsheid hoopte te vinden. Ten slotte zuchtte hij diep en haalde hij zijn schouders op.
'Ik heb geen betaling ontvangen,' zei hij, 'Er is helemaal geen cheque gekomen. Ik ben er niet zeker van, maar ik denk... ik denk dat het de stem was van mevrouw Alicia Pembroke.' Hij schudde zijn hoofd. Toen ik haar ondervroeg heb ik gevraagd of zij het geweest was. Zij ontkende, maar volgens mij loog ze. Maar vergeet niet dat twee anderen er op eigen houtje ook achterkwamen, door precies hetzelfde te doen als ik, overal naar toe bellen.'
'Ik zal het niet vergeten.'
Hij keek mij somber aan. 'Ik hoop dat mijnheer Pembroke op dit moment niet zo makkelijk te vinden zal zijn.'
'Ik denk het niet,' zei ik.
'Mag ik u een goede raad geven?'
'Graag.'
'Steek een wapen bij u.'
'Mijnheer West!'
'Al is het maar een busje peper,' zei hij, 'of een spuitbus verf. Er heerst in uw familie een heel vijandige stemming jegens u vanwege uw bevoorrechte positie bij mijnbeer Pembroke. Het was kennelijk de bedoeling dat u samen met hem in het huis zou zijn omgekomen. Ga er dus niet onvoorbereid heen.'
Ik slikte een keer en bedankte hem. Hij knikte en haalde prozaïsch een kleinere envelop uit zijn binnenzak, waarin zijn rekening zat. Ik schreef een cheque voor hem uit. Hij pakte hem aan, bekeek hem en stak hem weg.
Hij stond moeizaam op en gaf mij een hand, 'U kunt mij bellen wanneer u maar wilt,' zei hij. 'Ik vind het niet erg erover te praten, als dat helpt.'
Ik bedankte hem nogmaals en hij ging er grauw en onopvallend vandoor, mij alleen achterlatend met zijn aantekeningen en een gevoel van naaktheid.
Ik begon de aantekeningen te
lezen. Het was zo dat hij zijn normale volgorde van werken bad
omgedraaid, of misschien
was het omdraaien bij het overschrijven gebeurd - in elk geval was
de volgorde van oudste naar jongste omgekeerd en waren het de
aantekeningen over Serena die het eerst kwamen.
Norman West had al zijn aantekeningen voluit geschreven met geheugensteuntjes voor zichzelf erbij, en ik kon terwijl ik ze las zijn radio-omroeperstem haast horen.
Mejuffrouw Serena Pembroke (26) ongehuwd, woonachtig Mossborough Court 14, Bracknell, een flatblok vlak achter de Easthampstead Road, bij het café linksaf Flats gebouwd tijdens Bracknells explosieve uitbreiding, middeninkomens, huurders zakenlieden, leven op zichzelf. Aardig meisje, zei een van de buren (No. 12), maar weet haar naam niet. Juffrouw S. woont daar pas drie maanden. Eén slaapkamer, één zitkamer, keuken, bad, allemaal klein.
Juffrouw S. werkt bij
Deanna's Dance and Aerobic Studio, High Street, Bracknell, als
aerobic-lerares. Particuliere onderneming, slordig gedreven (mijn
mening), eigenaresse mevr. Deanna Richmond (45?) die met haar
gedachten bij een
jongere heer is met harige borst, opvallende gouden
ketting, niet veel zaaks.
Juffrouw S. werkt maandag tot vrijdag 's ochtends 8.00 tot 13.30 uur, klasgewijs, eerst kantoorpersoneel, daarna huisvrouwen. Juffrouw S. en nog een meisje (Sammy Higgs) werken om beurten, halfuur op, halfuur af. De tijden van juffrouw S. zijn de meeste dagen 8-8.30, 9-9.30, 10-10.30, 11-11.30,12-12.30, 13-13.30 uur.
Juffrouw S. en Sammy H. zijn allebei goede krachten. De klanten die ik sprak noemden klassen zeer goed. Doorlopend, daarom populair. Een vrouw kan binnenwippen op weg naar kantoor, op weg naar huis na kinderen naar school te hebben gebracht, enz. Inschrijven, betalen bij het heengaan. Klanten komen overal vandaan — grote clientèle.
Avondklassen alleen maandag tot vrijdag 19-20.30 uur. Juffrouw S. doet deze alleen. (S. Higgs doet middagen 13.30-16.00 uur.) Avonden heel gezellig — rustpauzen voor drankje, enz. Druk bezocht.
Juffrouw S. heeft iedere
maand last van hevige menstruatiepijnen. Kan dan niet dansen of
oefenen. Altijd twee dagen uit de roulatie. De dinsdag van de
veiling in Newmarket was een van die dagen — de tweede.
Juffrouw S. kwam maandagmorgen met veel pijn op haar werk, werkte
niet, niemand verwachtte haar dinsdag, kwam woensdag terug. De
dochter van mevr. Deanna Richmond valt bij die gelegenheden in
en ook als een van de twee meisjes een keer een vrije dag
vraagt.
Van deze dagen wordt geen aantekening gehouden.
Juffrouw S. leidt een sober, hard werkend, geregeld leven.
Houdt van mooie kleren, een tikje onvolwassen (mijn mening), beeft weinig vrienden. Gaat tijdens de weekends vaak naar het huis van haar broer (mijnheer Ferdinand), of naar dat van haar moeder (mevrouw Alicia).
Geen achterhaalbaar liefdesleven.
Juffrouw S, houdt van
winkelen en etalages kijken. Ze zegt dat ze op de vrijdag van
de aanslag op mijnheer Pembroke
etenswaren en blouse met kantjes gekocht heeft bij Marks and
Spencers, meent ze. (Niet zeker van de dag.) Ze koopt
waarschijnlijk wel vier keer per week iets om te dragen
- strakke broeken, maillots, jumpers, enz. 'Dient er leuk uit
te zien voor haar klanten.'
Juffrouw S. bezit twee jaar
oude zilvergrijze Ford Escort, maar gaat meestal joggend de
anderhalve kilometer naar haar
werk om op te warmen. Rijdt alleen bij kou of regen.
Auto schoon van automatische car-wash — juffrouw S gaat ong.
om de veertien dagen naar zelfde car-wash. Personeel
car-wash bevestigt dit, maar kunnen zich geen precieze data
herinneren.
Juffrouw S. zegt dat mijnheer Ian mevrouw Moira vermoord moet hebben, daar zij (mevrouw Moira) zowel mijnheer Pembroke als zijn (mijnheer lans) erfenis van hem afgepakt had en hij haar haatte. Ze zegt dat mijnheer Ian geprobeerd moet hebben mijnheer Pembroke te vermoorden om het geld. De politie is stom dat ze hem niet arresteren, zegt ze. Ik zei haar dat mijnbeer Ian onmogelijk de moord op mevrouw Moira of de aanslag op zijn vader kon hebben gepleegd, daar hij beide keren door meer dan dertig getuigen op vijfenzestig kilometer afstand was gezien tijdens de training bij een renstal. Ik zei dat hij duidelijk niet in de auto had gezeten die hem zelf bijna omverreed. Ze zegt dat hij dat kon hebben geregeld. Naar mijn mening wil juffrouw S. niet overtuigd worden van de onschuld van mijnheer Ian. Ze wil dat de moordenaar mijnheer Ian is, omdat ze geen anderen in haar familie als schuldigen aangemerkt wil zien. Als het mijnheer Ian is dan kan ze het verdragen, zegt ze, omdat het zijn verdiende loon zou zijn omdat hij pappie's lieveling is. (Warrig denken!)
Einde ondervraging.
De drie bladzijden
aantekeningen over Serena werden met een paperclip bij elkaar
gehouden. Ik schoof Serena naar de
onderkant van de stapel en kwam bij de volgende paperclip, die
de aantekeningen over Debs en Ferdinand bijeenhield.
Norman West gebruikte geen metaalkleurige, maar grijze paperclips. Heel toepasselijk, vond ik.
De eerste bladzijde luidde:
Mevrouw Deborah Pembroke
(27), tweede vrouw van mijnheer Ferdinand, woont samen met hem in
Gables Cottage,
Reading Road, Wokingham, Berkshire.
Mevrouw Deborah werkt als
fotomodel voornamelijk voor postordercatalogi en was op de
dinsdag van de veiling in Newmarket in Londen bezig met
foto-opnamen van badpakken. Er waren nog twee modellen aanwezig,
evenals een
fotograaf en twee assistentes, alsmede een kleedster, een
vertegenwoordiger van het postorderbedrijf en iemand om
aantekeningen te maken. De badpaksessie duurde tot 18,00 uur.
Mevrouw D. bleef daar tot het eind. Bevestigd door getuigen,
laat geen ruimte voor twijfel. Mevrouw Debs heeft geen
sluitend alibi voor voorafgaande vrijdagavond. Ze
beëindigde haar werk in Londen vroeg om 15.30 uur (bevestigd
door
postordermensen) en reed naar buis. Geen getuigen bij aankomst (mijnheer Ferdinand was de deur uit).
Gezien haar bezigheden op dinsdag kan mevrouw Debs niet in Newmarket zijn geweest. Vrijdag niet overtuigend.
Mevrouw Debs rijdt in haar
eigen auto, een rode Lancia.
Toen ik die inspecteerde, bleek hij overal roestig,
zonder enig spoor van aanraking met mijnheer Ian.
Mevrouw Debs leek in bet
algemeen onberoerd door mijn vragen en gaf de volgende
antwoorden. Ze zegt dat haar man
de enige goede in de hele familie Pembroke is, de enige
met gevoel voor humor. Ze zegt dat hij te veel naar zijn
moeder
luistert, maar daar zal ze wel verandering in brengen. Ze
zegt dat ze op een dag in goede doen zullen zijn zolang
mijnheer Ian geen roet in het eten gooit. Ze zei dat ze heel
gelukkig was en geen haast had met kinderen krijgen. Ze
protesteerde tegen mijn vragen over zo iets strikt
persoonlijks.
Einde ondervraging.
Ik sloeg de bladzij om en las op de volgende:
De heer Ferdinand Pembroke (32), gehuwd met Deborah (tweede echtgenote), woont in Gables Cottage, Reading Road, Wokingham, Berkshire.
Mijnheer Ferdinand is
statisticus/actuaris bij de Merchant General Insurance
Company, hoofdkantoor in Reading,
Berkshire. Hij werkt ongeveer een derde van de tijd
thuis, waar hij een computer heeft met een lijn naar die op
het kantoor van de verzekeringsmaatschappij. Zowel hij als de
firma vinden dit een prima regeling, die erop neerkomt dat
hij werk dat alle aandacht vergt kan doen zonder telkens te
worden afgeleid. Bovendien stelt zijn firma hem in de gelegenheid
een anti-fraudecursus te volgen, daar ze goed te spreken zijn
over zijn bekwaamheid.
Ik bezocht zijn kantoor en legde aan zijn chef uit dat mijnheer Pembroke senior het bewijs geleverd wilde zien dat zijn
kinderen niet bij de aanslagen op hem betrokken konden zijn. De chef van mijnheer Ferdinand wilde behulpzaam zijn, maar kon mij uiteindelijk niet veel verder helpen.
Mijnheer F, was vrijdagmiddag niet op kantoor, evenmin als de daaropvolgende dinsdag. Vrijdags had hij thuis gewerkt en dinsdags was hij naar cursus.
Ik heb dit nagetrokken bij de cursus aan het Bingham Bussiness Institute in Londen. Mijnheer F. heeft zich de eerste dag, maandag, laten inschrijven, maar nadien werden geen stringente presentielijsten bijgehouden. Mijnheer F. kon niemand bij de cursus noemen die hem goed genoeg kende om te zweren dat hij daar dinsdag aanwezig was. Ik vroeg of hij tijdens de lessen notities had gemaakt. Hij zei dat hij dat niet gedaan had - de lessen op dinsdag gingen over statistische waarschijnlijkheden en hoe men die moest berekenen, beginnersstof die hij kon dromen. Ik heb dit op bet cursusschema nagekeken. De lessen op dinsdag waren zoals bij zei.
Mijnheer Ferdinand rijdt in
een crème-grijze Audi. De auto was schoon toen ik hem bekeek.
Mijnheer F. zegt dat hij hem zelf wast met een borstel aan een
slang (hij liet hem mij zien) en dat geregeld doet. Hij zegt
dat bij ervan houdt dat de
dingen schoon zijn.
Hoewel hij vrijdagmiddag thuis werkte, was hij er niet toen mevrouw Debs uit Londen thuiskwam. Hij zegt dat hij klaar was met het werk waar hij mee bezig was geweest en besloot naar Henley te rijden en de eenden op de Theems te voeren. Hij vond het daar vredig. Hij hield van de frisse lucht. Hij deed dat vaak, zijn leven lang al, zei bij. Hij wist niet dat mevrouw Debs die dag al om 15.30 uur met haar werk klaar zou zijn, maar hij zei dat dat hem er niet van weerhouden zou hebben de deur uit te gaan. Ze waren onafhankelijke mensen en hoefden elkaar niet voor iedere minuut rekenschap af te leggen.
Ik hield op met lezen en
hief mijn hoofd op. Het was waar dat Ferdinand altijd een
voorliefde voor eenden had gehad.
Ik kon het aantal keren niet meer tellen dat we langs het jaagpad
bij Henley hadden gewandeld, brood strooiend en luisterend
naar het rauwe gesnater van de woerden. Het was Malcolm die
ons er mee naar toe nam, telkens wanneer Alicia met borden begon te
smijten. Haar gesnater leek veel op dat van de eenden, vond
ik, maar ik was wel zo wijs dat niet te zeggen.
Ik las verder:
Mijnheer Ferdinand werkt
hard en is succesvol, wat nog zal toenemen. (Mijn mening en
die van zijn chef.) Hij bezit organisatietalent en energie. Hij
lijkt fysiek op zijn vader, krachtig en gedrongen. (Ik herinner mij
mijnheer Pembroke 28 jaar
geleden. Hij dreigde mij over zijn auto te gooien toen hij ontdekte
dat ik hem gevolgd was en ik geloofde dat hij daartoe in staat
was. Mijnheer Ferdinand is net zo.)
Mijnheer F. kan heel geestig
zijn en een gezellig prater, maar zijn humeur kan onrustbarend
snel omslaan. Hij is makkelijk in de omgang met zijn vrouw,
niet bezitterig. Hij doet beschermend tegenover zijn zuster
Serena. Hij is attent voor zijn moeder, mevrouw Alicia. Hij
schijnt ambivalente gevoelens te hebben jegens mijnheer
Pembroke en mijnheer Ian; uit zijn tegenstrijdige houding
leidde ik af dat hij van beiden in het verleden hield, maar ze niet
langer vertrouwt.
Mijnheer F. is zeer zeker tot haat in staat, lijkt mij.
Einde ondervraging.
Ik schoof Debs en Ferdinand naar de onderkant van de stapel, maar had geen geestelijke fut meer over voor het volgende stuk over Ursula en Gervase. Ik deed alle aantekeningen in de envelop, at een biefstuk en besloot de familie te bezoeken in de omgekeerde leeftijdvolgorde die Norman West me had aangereikt, de makkelijkste het eerst. Waar was het lef gebleven waarmee ik Malcolm in Cambridge verteld had dat ik bij hem zou blijven juist omdat het gevaarlijk was?
Waar inderdaad.
Ergens onder het puin van Quantum.
's Ochtends reed ik uit op de winderige Downs, dankbaar voor de simpelheid van paarden en voor het fysieke plezier mijn eigen spieren te gebruiken op de manier waarvoor ze getraind waren. De vitaliteit scheen op eigen kracht in mijn armen en benen terug te stromen en ik dacht dat misschien hetzelfde gold voor een pianist die zich na een paar dagen weer aan het spelen zette — het was niet nodig te bedenken wat je met je vingers moest doen, het ging vanzelf, het was in je hersens verankerd, de muziek kwam zonder nadenken.
Na het ontbijt bedankte ik mijn gastheer hartelijk en reed ik in de richting van Quantum, terwijl ik aan het telefoongesprek dacht dat ik de vorige avond met Malcolm had gevoerd. Het was voor mij tegen middernacht geweest - voor hem bijna zes uur, vroeg in de avond.
Hij was goed aangekomen, vertelde hij, en Dave en Sally Cander waren bovenstebeste vrienden, Ramsey Osborn was per vliegtuig overgekomen. De Canders gaven een feestje, dat over vijf minuten zou beginnen. Hij had een aantal mooie paarden gezien. Hij had een paar schitterende nieuwe ideeën gekregen om geld uit te geven (geniepig gegrinnik). Hoe ging het in Engeland?
Zijn stem klonk tamelijk zorgeloos, hij leek zijn neerslachtigheid met de kilometer van zich te hebben afgegooid, en ik zei dat alles nog zo'n beetje hetzelfde was als bij zijn vertrek, behalve dan dat het huis in dekkleden was verpakt. De toestand van het huis baarde hem ongeveer tien seconden lang zorgen, en daarna zei hij dat hij en Ramsey misschien dinsdag of woensdag uit Lexington vertrokken - precies wist hij het nog niet.
'Waar je ook heen gaat,' zei ik, 'wil je alsjeblieft bij de Canders een telefoonnummer achterlaten waar ik je kan bereiken?'
'Dat beloof ik je,' zet hij opgewekt. 'Schiet op met je paspoort en kom naar me toe.'
'Gauw.'
'Ik ben eraan gewend geraakt
je bij me te hebben. Kijk aldoor om me heen waar je bent. Gek, Ben
zeker seniel aan het
worden.'
'Ja, zo klink je wel.'
Hij lachte. 'Het is hier een heel andere wereld en ik vind het prachtig.'
Hij nam afscheid en hing op, en ik was benieuwd hoeveel paarden hij gekocht zou hebben tegen de tijd dat ik bij hem was.
Terug in het café in Cookham verkleedde ik mij en belde plichtsgetrouw inspecteur Yale. Hij had mij niets te vertellen en ik hem ook niet — een kort gesprek.
'Waar is uw vader?' vroeg hij langs zijn neus weg.
'In veiligheid.'
Hij gromde. 'Bel me,' zei hij en ik zei: 'Ja.'
Zonder enig enthousiasme liep ik terug naar de auto en stuurde zijn neus in de richting van Bracknell, waar ik parkeerde op een van de grote, fantasieloze parkeerterreinen en lopend naar de High Street toog.
De High Street was lang
geleden de hoofdverkeersweg door een klein provincieplaatsje
geweest; nu was het een
rustgevend voetgangersgebied, omgeven door de
fabrieken, kantoren en kronkelende ringwegen van een zich snel
ontwikkelende stad. 'Dianna's Dance and Aerobic Studio'
zag eruit als een brede winkelpui, geflankeerd door een
splinternieuwe, glimmende tijdschriftenhandel aan de ene kant
en een fotozaak aan de andere, waarvan de etalage
hoofdzakelijk gevuld leek met geel fluorescerende prijskaartjes
van briefkaartformaat, de meeste met de mededeling '20%
korting'.
Deanna's studio bestond
allereerst uit een receptieruimte met aan één kant een
omhooglopende trap. Het jonge meisje
achter de receptiebalie keek stralend op toen ik de
glazen toegangsdeur openduwde en op een dik, grijs tapijt
stapte, maar verloor haar belangstelling toen ik naar Serena
vroeg en uitlegde dat ik haar broer was.
'Daarginds,' zei ze. 'Ze geeft momenteel les aan een klas.'
Daarginds bleek achter witgeschilderde dubbele deuren te liggen. Ik liep erdoorheen en bevond mij in een niet ongezellige ruimte met tafeltjes en stoelen, zonder ramen maar toch helder verlicht, waar diverse vrouwen uit plastic kopjes zaten te drinken. De lucht trilde op de polsslag van muziek die ergens anders vandaan kwam, en toen ik nogmaals naar Serena vroeg en verder gestuurd werd, kwam ik bij de bron ervan.
De studio zelf liep diep door tot aan een muur met ramen die uitkeken op een smal strookje tuin. De vloer was van gebeitst hout, enigszins kromgetrokken, zodat het veerde onder je voeten. De wanden waren wit, behalve de lange wand aan de linkerkant, die geheel uit spiegels bestond. De muziek, warm en indringend, nodigde tot een ritmische reactie uit.
Serena zelf danste met haar
rug naar de spiegel. Tegenover haar, in drie gespreide rijen,
stond een verzameling klanten,
allemaal vrouwen, op veerkrachtige enkels eensgezind op
en neer te dansen, terwijl ze hun armen en benen met
draaiende
en schoppende bewegingen rondzwaaiden. Op ieder gezicht stond
concentratie en zweet. 'Ga door tot het zeer doet,'
commandeerde Serena met een opgewekt gezicht, en haar klas
gooide nog een extra schepje op de waarschijnlijk alreeds uiterste
krachtsinspanning en ging door.
'Fantastisch, dames, dit is fantastisch,' zei Serena ten slotte, terwijl ze ophield met springen en de geluidsapparatuur in de hoek dicht bij me uitzette. Ze wierp me een vernietigende blik toe, maar draaide zich met een stralend gezicht weer om naar haar klanten. 'Als er onder u zijn die willen doorgaan, Sammy zal hier binnen een minuut zijn. Rust maar even uit, dames.'
Een paar van de lijven
bleven. De meesten keken op de klok aan de wand en drongen
hijgend door een deur met
'Kleedkamers' erop.
Serena vroeg: 'Wat wil je?'
'Praten.'
Ze zag er kleurrijk maar ontmoedigend uit. Ze droeg een felroze bodystocking met lange mouwen en witte sportschoenen, roze-met-witte beenwarmers en een rood kledingstuk dat eruitzag als een afgeknipt hemdje. 'Je krijgt vijf minuten,' zei ze.
Ze was nauwelijks buiten adem. Een meisje dat kennelijk Sammy Higgs was kwam binnen in een staalblauw pakje en
begon de leiding over te nemen, en Serena ging mij onvriendelijk voor langs het zitje en de receptiehal en toen de trap op.
'Hierboven wordt momenteel geen les gegeven. Zeg wat je te zeggen hebt en hoepel dan op.'
Boven bood Deanna volgens een mededeling aan de muur lessen in ballroomdansen aan en ook 'ballet en houding'. Serena stond met haar handen op haar magere roze heupen en wachtte.
'Malcolm wil dat ik uitzoek wie die bom in Quantum geplaatst heeft,' zei ik.
Ze keek mij nors aan. 'Nu, ik niet.'
'Herinner je je nog de dag toen oude Fred die boomstronk opblies?'
'Nee,' zei ze. Ze dacht er geen moment over na, deed niet eens moeite het zich te herinneren. 'Thomas liet je op zijn schouders paardjerijden het veld af en oude Fred werd door de explosie omvergesmeten.'
'Ik weet niet waar je het over hebt.'
'Waarom doe je zo vijandig?'
'Dat doe ik niet. Waar is paps?'
'Bij vrienden,' zei ik. 'Het maakt hem verdrietig dat jullie zo vijandig doen.'
Verbitterd zei ze: 'Dat is een giller. Hij heeft ons allemaal verstoten, behalve jou. En ik wed dat jij Moira vermoord hebt.'
'Hij heeft jullie niet verstoten,' zei ik. 'En ik heb haar niet vermoord.'
'Hij heeft ons allemaal de deur uit gegooid. Ik hield van hem toen ik klein was.' Er sprongen opeens tranen in haar ogen, die ze kwaad wegveegde. 'Hij wist niet hoe gauw hij me kwijt moest.'
'Hij probeerde je bij zich te houden, maar dat wilde Alicia niet. Ze heeft hem een proces aangedaan over het voogdijschap en dat heeft ze gewonnen.'
'Hij wilde me niet hebben,' zei ze fel. 'Dat zei hij alleen maar om mams te sarren, om haar dwars te zitten. Ik weet er alles van.'
'Dat heeft Alicia je zeker verteld?'
'Allicht heeft ze me dat verteld. Paps wist niet hoe gauw hij ons kwijt moest, ons en mams, om weer te kunnen trouwen, om... om... alles wat aan ons herinnerde het huis uit te gooien, om al die gezellige kamers uit te breken... ons uit te wissen.'
Ze was fel geëmotioneerd
door de oude gevoelens, die na twintig jaar nog altijd
smeulden. Ik herinnerde mij hoe van
streek ik was geweest toen Alicia de keuken van mijn
eigen moeder liet uitbreken, hoe ik mij verraden en beroofd
had gevoeld. Ik was toen zes, even oud als Serena was geweest,
en ik herinnerde het mij nog duidelijk.
'Geef hem een kans,' pleitte ik.
'Ik heb hem een kans
gegeven. Ik heb hem na de dood van Moira mijn hulp aangeboden,
maar hij wilde me nog steeds
niet. En kijk eens naar de manier waarop hij zich
gedraagt,' zei ze. 'Zoals hij met geld smijt. Als hij denkt
dat die stomme
studiebeurzen van hem mij ook maar een laars kunnen schelen, dan
vergist hij zich. Je kunt zijn hielen likken zoveel je wilt,
maar ik doe daar niet aan mee. Hij kan zijn verdomde geld
houden. Zonder dat kom ik er ook wel.'
Haar ogen stonden hard en ze zag er koppig en vastbesloten uit. De oude heer in ons allemaal, dacht ik.
'Je vijf minuten zijn om,' zei ze. Ze liep met snelle passen om mij heen naar de trap. Tot ziens bij de begrafenis.'
'Wiens begrafenis?' vroeg ik, terwijl ik achter haar aan liep.
'Wie je maar wilt,' zei ze duister en holde gewichtloos de trap af, alsof zweven normaler was dan lopen.
Toen ik in de receptiehal kwam, verdween ze juist door de dubbele witte deuren. Het had geen zin haar achterna te gaan. Ik verliet Deanna's studio met het gevoel dat ik voor niets was gekomen en liep met bezwaard gemoed terug naar de auto, waarmee ik naar Wokingham reed om Ferdinand een bezoek te brengen.
Ik hoopte half dat hij niet thuis zou zijn, maar hij was er wel degelijk. Hij kwam fronsend naar de deur omdat ik hem bij zijn computerwerk had onderbroken en liet mij grommend binnen.
'We hebben elkaar niets te
zeggen,' zei hij, maar het klonk eerder gelaten dan afwerend —
half ontspannen, zoals ook in
mijn flat.
Hij ging mij voor naar de
voorkamer van de bungalow die hij en Debs hadden gekocht aan
de weg naar Reading. Die
voorkamer was zijn kantoor, voor Ferdinand iets heel logisch,
aangezien Malcolm ook altijd thuis zijn kantoor
had gehad.
De rest van de bungalow,
waar ik twee of drie keer eerder was geweest, was spaarzaam
gemeubileerd in overeenstemming met de afkeer die Debs en Ferdinand
allebei hadden van vuil en opgehoopte rommel. Een van de drie
slaapkamers stond geheel leeg, in een ervan stonden een
eenpersoonsbed en een ladenkast (voor als Serena op bezoek
kwam) en in de derde, die van het echtpaar, lag een matras
op een verhoging en stond een wand van kasten en planken
die
Ferdinand zelf in elkaar had gezet. De zitkamer bevatte
twee stoelen, een staande schemerlamp, een hoop
vloerkussens en een televisieapparaat. In de keurige keuken
stond een tafel met vier stoelen. Het dagelijkse leven speelde zich
in het kantoor af, hoewel zelfs daar, in regelrecht contrast
met Malcolms gezellige rommel, een Spartaanse
ordelijkheid heerste.
De computer van Ferdinand toonde een scherm vol grafieken, Hij keek er even naar en wendde zich toen weer een tikje ongeduldig naar mij.
'Wat wil je?' vroeg hij. 'Ik heb een hoop te doen nadat ik weg ben geweest op cursus.'
'Kun je dat niet wegschrijven,' gebaarde ik naar het scherm, 'of hoe je dat noemt? Sla het zo lang op en kom mee naar een café om te lunchen.'
Hij schudde zijn hoofd en keek op zijn horloge. Toen zei hij besluiteloos: 'Ik moet eigenlijk wel wat eten,' en begon aan de computer te friemelen. 'Goed dan. Een halfuur, maximaal.'
We reden met mijn wagen naar het centrum en hij wees mij een café met een parkeerterrein. De bar zat vol zakenlui die net ais wij hun lunchpauze namen en na een heleboel beleefd ellebooggeduw bestelde ik scotch en sandwiches. Ferdinand had een tafel bemachtigd waar bij met een vies gezicht zat te kijken naar de achtergelaten rommel van een vorige klant.
'Luister,' zei ik, terwijl
ik hem zijn glas overhandigde en ging zitten, 'Malcolm wil dat
ik uitzoek wie hem probeert te
vermoorden.'
'Ik niet,' zei hij. Hij nam onbezorgd een slok.
'Herinner je je nog die keer
toen oude Fred de boomwortels opblies? Toen we een jaar of twaalf,
dertien waren? Toen
oude Fred door de explosie omvergesmeten werd?'
Hij keek mij strak aan.
'Jawel,' zei hij langzaam, 'maar dat is jaren geleden. Dat kan
toch niets met het huis te maken
hebben?'
'Waarom niet?' vroeg ik. 'Die klap maakte grote indruk op ons. Zulke herinneringen blijven je vrijwel altijd bij, ze dienen alleen opgegraven te worden. De explosievenexpert die op Quantum aan het werk is vroeg of ik wist wat cordiet was, en toen herinnerde ik mij oude Fred.'
Ferdinand sloeg zelf aan het graven. 'Zwart kruit... in een kist.'
'Ja, het staat nog steeds in
de gereedschapsschuur. Nog steeds werkzaam, maar het is niet
gebruikt bij de aanslag op
het huis. Ze houden het er nu op dat het een
zelfgemaakte springstof is geweest, ando geheten.'
Ferdinand was zichtbaar van streek en zei na een minuut: 'Ik heb er eigenlijk niet bij stilgestaan... wat het was.'
'Weet je wat ando is?' vroeg ik.
Onzeker zei hij nee, maar ik
dacht dat hij niet de waarheid sprak. Misschien had hij het
idee dat zo iets weten als bewijs
van schuld kon worden opgevat. Ik moest hem tot een
wat positiever houding zien over te halen. Hem tot mijn
bondgenoot maken, als dat lukte.
'Malcolm heeft een nieuw testament gemaakt,' zei ik.
'Waarin de hele mep aan jou wordt nagelaten, veronderstel ik,' zei hij schamper.
'Nee,' zei ik. 'Indien hij een natuurlijke dood sterft, delen we allemaal gelijk op.' Ik zweeg een moment en voegde er toen een clausule van eigen vinding aan toe: 'Indien iemand hem vermoordt, gaat alles naar liefdadige instellingen. Wat zou je er dus van zeggen als je eens de telefoon pakte en het hele stel vertelde dat ze me moeten helpen uit te zoeken wie hun hun erfenis probeert afhandig te maken?'